Fietsenaar....ergens

De kloof

Zimbabwe, honderd kilometer voor de grens.

“Zuid-Afrika is shit tegenwoordig,” vond hij. “Het gaat er niet meer zo goed. De Rand duikelt de diepte in en voor ons wordt het ook steeds minder. Zo'n drie miljoen Zimbabwanen werken er in het buurland. Nog wel, dat zou binnenkort wel eens minder kunnen worden. Wij doen het werk dat de eigen bevolking niet wil doen, of niet kan doen omdat men er geen opleiding voor heeft. Stelen en snel geld binnen halen, dat doen de kanslozen het liefst, ze hebben geen opleiding en willen niet naar school. Zuid-Afrika is echt een ander land, het is er niet veilig. Stoppen doe ik er niet, anders ben ik mijn spullen kwijt. Voor twintig Rand schieten ze al een kogel door je kop. Twintig Rand, dat is minder dan twee Dollar hè. Wij hebben de Amerikaanse dollar, dat is de reden waarom ik er goedkoop inkopen kan doen. Hier is alles een stuk duurder.” De band van zijn aanhanger was lek. Middenin de bush. De weg was leeg en er was niemand die hem helpen kon. Ik beloofde hem mensen te sturen als ik ze tegenkwam.

Zuid-Afrika

Vanaf een heuvel kijk ik neer over een stad. Een Township zoals ze dat noemen, met de naam Matoks. Een monument markeert er de Steenbokskeerkring. Een eenvoudige pilaar omgeven door muren en hekken met prikkeldraad, zoals alles in dit land door muren en hekken omgeven is. Zelfs een monument als dit. Alles heeft waarde. Wellicht is het het metaal waarop men het gemunt heeft. Als je de ontbrekende letters van het opschrift invult valt er het woord Steenbokskeerkring van te maken.

Op mijn kaart is de plaats niet te vinden, wel de vermelding van het monument. Betekenis zal de stad het niet hebben, inwoners heeft het des te meer. Tellen zij ergens toe mee? Het is precies zoals ik het al ken, van thuis op de tv wanneer men in het nieuws over een Township had. Honderden eendere huisjes, verspreid over het land als een restant chocoladevlokken op een verder leeg ontbijtbord. Center Parks, zonder park, zonder bestrating, zonder sfeer en zonder enige luxe.

Begrafenisondernemers beloven met reclames op afscheidingsmuren een waardig afscheid voor nabestaanden en een veilige reis voor de overledene op weg naar het volgende leven. Steenhouwers van grafmonumenten een mooie herinnering. De dood als economische toekomst. Langs de straat sjokken vrouwen met boodschappentassen op weg naar huis. De dood stellen zij nog even uit.

Het Guesthouse waar ik overnacht steekt kleurrijk af tegen de rest van de omgeving. Het staat er nog maar vijf jaar. Geopend in 2010 volgens een opschrift, ten tijde van het WK voetbal. Een bewaker patrouilleert op het terrein. Als je nog boodschappen wil doen moet je snel zijn,” zegt hij. “Voor vijf uur moet je zorgen dat je binnen bent, daarna is het niet meer veilig.”

Bij het winkelcentrum een kilometer verderop, zwerven groepen jongeren. Langs door regenwater uitgesleten geulen vol zwerfvuil. Achter de muur staat een beveiliger bijna onopvallend tegen een pilaar geleund. Rechts heeft hij zicht op het hek, de ingang, negentig graden naar links ziet hij de geldautomaten waar een enkeling omzichtig geld uit haalt. En waar ik al bang voor was gebeurt: Een schooier klampt mij aan en wil dat ik een brood voor hem koop.

Het treft niet, het is zondag en de supermarkt gaat dicht. Verderop is de Shoprite nog open zegt de vrouw met de sleutels in haar handen bits. Het is een taxichauffeur die mij wenkt. Zijn scherpe oog, getraind bij het oppikken van passagiers, heeft kennelijk gezien dat ik niet meer naar binnen mocht. “Kom stap in, ik breng je naar de Shoprite,” zegt hij. Tweehonderd meter is het slechts, niets meer. Het hek van het winkelcentrum uit, een straat over en bij het volgende hek weer naar binnen. Betalen hoef ik hem niet. Hij doet er verder het zwijgen toe, geeft mij geen reden van zijn aanbod maar op zijn gezicht valt te lezen: het is hier niet veilig.

Bij de hoek van het winkelcentrum, bij de geulen vol rommel: De schemering heeft inmiddels zijn intrede gedaan. Ik tref er de jongens weer. “Kom, geef me een brood. Kan je niet zien hoe wij lijden? Wat heb je daar allemaal in je tas?” Zijn maat wriemelt nerveus met een schroevendraaier tussen zijn vingers. “De supermarkt heeft de voorraad, ik niet, vraag het hen,” bijt ik hem toe. “Waar zijn je vrienden en waar is je familie? Is er helemaal niemand die voor je zorgt? Ik ben blank hè en daarom moet je mij hebben.” Mijn ouders zij dood en mij vrouw is ziek,” antwoordt hij ingestudeerd. Samen met zijn maat loopt hij achter mij aan, langs de hoofdweg richting het guesthouse dat nog veel te ver weg is. Opgeven is er niet bij. Nee is geen woord dat betekenis heeft en krijgen is een eis. “Wat zit er daar in je tas?” en hij betast de inhoud op mijn rug. Opnieuw is het een taxi die met bijna piepende banden zijn voertuig tot stilstand laat komen, een andere dan zo-even. Ik kan instappen en een kilometer verder bij het guesthouse er weer uit. Opnieuw hoef ik niets te betalen en opnieuw zie ik de blik van de man die dezelfde boekdelen spreekt als zijn collega: “Het is hier niet veilig!”

Reodtan Zuid-Afrika

Aan de bar van het hotel zit een groep blanke mannen. Bonkige kerels, met dikke nekken en ronde buiken, boeren deels en slechts een jonge vrouw met glanzende lange haren en slanke benen van satijn. Ze hebben plezier, drinken cola met rum en stoppen mij ook een glas in de hand. Ik ben meer dan welkom. Een heeft net een kalf gekocht en dat zullen zijn vrienden weten. Hij is trots, het is het eerste beest dat hij heeft gekocht sinds hij voor zichzelf begon. Een slang met water spat in het rond. Jongensachtig kattenkwaad. Een overhemd sneuvelt. Quasi beduusd kijkt het slachtoffer in het rond en barst dan in een onbedaarlijk lachen uit. “Het waren van die mooie blokkies,” wijst hij op zijn kledingstuk waar precies op de lijntjes een lange reep uit verdwenen is.

Ze leren mij Afrikaans, ondanks dat ik het meeste wat zij zeggen eigenlijk wel versta. Maar dat 'hallo' 'je ma se poes' en 'tot ziens' 'je pa se balles' betekent, dat moet ik toch echt wel weten. Glunderend van trots zijn ze als ik het feilloos weet te herhalen.

Nee, zwarte vrienden hebben zij niet. 'Onze ouders hebben ons geleerd geen enkele zwarte ooit te vertrouwen,' zegt het satijnen meisje ernstig.

Zimbabwe

Langs de kant van de weg was er de aanhangwagen met de lekke band. Inmiddels begin ik voorzichtig te vermoeden hoe het kan dat de Zimbabwanen zo trots zijn op hun land. Ondanks dat de crisis het land met werkloosheidscijfers van negentig procent tot gevolg, vrijwel tot stilstand heeft gebracht. Het waren knokploegen van Mugabe die de blanken het land hebben uitgejaagd, niet de bevolking zelf. “Wij hebben na Egypte de best opgeleide bevolking van Afrika,” zei de man. "Mugabe is een oude man, hij heeft er een puinhoop van gemaakt maar hij heeft ook wel eens wat goeds gedaan. Het zal niet lang meer duren tot hij dood gaat. Ons land is veilig en vreedzaam, daar zijn we trots op!"

Reacties

Reacties

Annie Wagenaar

Wat een eng verhaal. Moest je je fiets achterlaten terwijl je de winkel in moest? Zoek wel een veilige plek op!

jan bolluijt

Zo te lezen, is dit wel jouw meest onveilige reis. Azie was er niets bij, toch?

Harry

Over het geheel gezien valt het wel mee hoor... Het waren slechts enkele plekken en een verhaal als dit vertelt (zoals eigenlijk alle verhalen) slechts een deel van de werkelijkheid.

{{ reactie.poster_name }}

Reageer

Laat een reactie achter!

De volgende fout is opgetreden
  • {{ error }}
{{ reactieForm.errorMessage }}
Je reactie is opgeslagen!