Fietsenaar....ergens

Grensverkeer

Op dit blog heb ik het er al vaker over gehad: grenzen oversteken. Op de een of andere manier blijft dat een van de boeienste gebeurtenissen tijdens een reis. Als fietsreiziger ben ik op zoek naar het onbekende en de verschillen tussen landen, steden, dorpen en gebieden. Bij het oversteken van grenzen zijn de veranderingen vaak het duidelijkst waarneembaar. Men heeft aan de andere zijde meestal een andere taal en cultuur en houdt er andere gewoonten op na. En als je een conflictgebied nadert wordt het alleen maar spannender.

Wat heel vaak op gaat is dat de verkeersdrukte afneemt naarmate je dichter bij een grens komt. Immers, wat zou je bij de buurman te zoeken hebben als je het thuis naar je zin hebt en de autoriteiten je niet zomaar zonder formaliteitenrompslomp binnen laten. In Syrië is het oorlog, en dat is natuurlijk nog een grotere reden om het land te mijden. Voor de Syriërs zou het omgekeerd evenredig kunnen zijn. In ieder geval, nu ik door Turkije pal langs de Syrische grens fiets ben ik erg benieuwd of er iets van de oorlog te merken is. Stromen vluchtelingen? Zenuwachtige militairen?

Turkije bewaakt zijn grens goed. Ongeveer om de 250 meter staat een wachttoren al dan niet met een of meerdere militairen erin. Een dubbele rij prikkeldraad doet de rest. Nusaybin is een van de weinige grotere plaatsen die pal aan de grens ligt en bovendien vlak naast het Syrische Al Quamichli, een kleine stad met een vliegveld ernaast. Aan de rand van Nusaybin is het niet veel anders dan langs de snelweg. Kilometers prikkeldraad, wachttorens en grasland scheiden de stad van de Syrische buur. Het land achter het hek is zwartgeblakerd, het leger heeft duidelijk de beschikking over andere apparatuur dan maaimachines. Langs het hek zit een stel mannen vreedzaam thee te drinken op krukjes in de schaduw van de bomen. Een ritueel zoals zich dat in ieder Turks dorp afspeelt. Kinderen rijden rondjes op fietsen. Wat er verderop gebeurt lijkt niemand iets te deren. Het hek staat er waarschijnlijk al hun hele leven, ze weten niet beter. De mensen die ik er spreek zeggen dat het rustig is aan de andere kant. Van een afstand is er van oorlog en of sporen daarvan niets te zien. Dit deel van Syrië is een uithoek, ver weg van Homs, Aleppo en Damascus. Er werken vrouwen op het land en er grazen enkele koeien op de velden naast de bebouwing. De enige straat die Nusaybin met Al Quamichli verbindt is afgesloten, het hek is dicht. Militairen zijn er niet te bekennen. Al met al niet bepaald het beeld dat mij vooraf voor ogen stond. Geen cameraploeg met Jan Eikelenboom in kogelvrij vest, geen luchtafweergeschut, geen Nederlandse militairen met Patriots in de aanslag en geen tanks en ander kanonnenspul in de straten. De enige pantserwagen die ik tegenkom in het verkeer is er een van de politie. De nauwelijks weggepoetste verfspetters en de lakschade duiden meer op Koerdisch protest dan op Syrische oorlogshandelingen.

Verderop, net buiten Nusaybin is er wel een officiële grensovergang die in bedrijf is. Die staat niet op mijn kaart. Erg spannend is het hier ook niet. De douanepost is vrijwel hetzelfde als overal: loketten en een afdak als van een wat groot uitgevallen tankstation. Even dieper het land in, ligt de vergelijkbare voorziening van de Syrische buurman. De meeste doorgangen zijn afgesloten maar niet allemaal. Een beambte ijsbeert wat heen en weer. Zo nu en dan gaat er en Turkse bestelauto de andere kant op. Lokaal handelsverkeer op kleine schaal vindt nog steeds plaats. Even overweeg ik om ook de oversteek te wagen en voor een dag in Syrië te gaan kijken. Maar ik heb een aantal mensen beloofd dat niet te zullen doen en het kost ook nog eens een nieuw Turks Visum. Bovendien, Irak bezoeken is al spannend genoeg. Hoewel? Misschien toch ook helemaal niet?

Anders is de grensovergang er in ieder geval wel. Naarmate ik het voor mij nog onbekende land nader, des te drukker lijkt het te worden. Talloze vrachtwagens gaan voorbij. Van ulta moderne Mercedessen, Scania's en wat al niet meer tot oude lange tijd geleden afgeschreven doorgezakte barrels. Zakken cement, constructiestaal, rollen kabels, rioleringsbuizen, lange bundels betonijzer, kozijnprofielen, levensmiddelen en wat al niet meer gaat er richting Irak. Aan de grens vormen zij een kilometers lange file. Vanuit Irak rijden er vooral tankwagens Turkije in. Het industrieland versus de oliebaron. Hier vindt big business plaats waar miljarden mee gemoeid moeten zijn. Ook de plaatselijke economie doet op bescheiden schaal mee. Silopi, de laatste stad voor de grensovergang heeft een autobandeneconomie. Het ene na het andere kleine bedrijfje laat het geratel van luchtsleutels horen. Oude banden verdwijnen op grote stapels. De eerder onderweg afgevallen delen bezorgden mij al de nodige lekke banden. Zelfs het grootste anti-lekwonder op je fiets zal niet bestand zijn tegen de venijnige staaldraden die uit de rubberdelen te voorschijn komen. Dat prikt dwars door alles heen.

Bij de Turkse grensovergang is gemoedelijkheid troef. De beambte die mijn paspoort controleert is blij verrast een fietsreiziger te zien en nodigt mij spontaan uit om in zijn cabine thee te komen drinken. En passant legt hij de werking van de paspoortscanner uit. Wanneer er een gezocht persoon opduikt gaan de alarmbellen af. Dat gebeurt eigenlijk nooit. Vroeger zat hij op het vliegveld van Antalya, daar gebeurde tenminste nog eens wat. “Hier is het wel een beetje saai”, vindt hij.

Reizen is je laten verrassen en ook deze keer komt dat weer uit. Op naar Irak, vijftien dagen de tijd krijg ik om de Koerdische autonome gebieden te bezoeken. Het zou er veilig moeten zijn zegt men. Maar of alles wat voorspeld is ook uitkomt...?

Reacties

{{ reactie.poster_name }}

Reageer

Laat een reactie achter!

De volgende fout is opgetreden
  • {{ error }}
{{ reactieForm.errorMessage }}
Je reactie is opgeslagen!