Afscheid
Clemens Sweerman is dood. Duizenden mensen reden zijn routes, waarvan die naar Santiago de Compostella zonder twijfel zijn grootste succes was. Een regelrechte hit zelfs. Ondanks dat was hij niet mijn held. Fietroutes volgen is niet zo aan mij besteed. Ook nu, nu zijn Jutlandroute aan mijn voeten ligt zal ik dat niet zo snel gaan doen. Als eerbetoon zal ik hooguit een klein stukje ervan meepikken. Op de Fiets en Wandelbeurs, waar ik het lezingenprogramma voor verzorg, wilde hij er altijd graag bij zijn. Vanaf de allereerste editie was hij er. Afgelopen jaar voor het eerst niet meer: hij was toen al te ziek. Niet in de grootste zaal wilde hij staan, op een groot podium voelde hij zich verloren. Liever stond hij in een kleine zaal op gelijk niveau met zijn toehoorders. Een bescheiden en plezierig mens was hij en tegelijkertijd een waar fietsicoon. Ik zal hem missen.
Tegelijkertijd neem ik afscheid van nog wat. Ik fiets nu mijn allerlaatste vakantie alleen en daarmee neem ik ook afscheid van dit blog. Verdrietig maakt me dat allerminst, ondanks dat ik de afgelopen jaren fantastische reizen heb gemaakt die ik voor geen goud had willen missen. Onlangs leerde ik Esther kennen. Wat een geweldig lief en fijn mens is dat! Liefde op het eerste gezicht. In de toekomst stippelen wij onze doelen samen uit. Zoveel is zeker.
Vreemd voelt het wel. Onwerkelijk. Ik fiets nu door Denemarken, een land dat alles behalve exotisch te noemen is. Je gaat er voor je boodschappen gewoon naar de supermarkt en betaalt met je
Nederlandse pinpas op precies dezelfde manier als thuis. Ook het landschap is niet zo spannend. Wat hier een fjord heet te zijn heeft meer weg van het Gooimeer of de Gouwzee dan van zijn Noorse
evenknie te midden van de hoge bergen. Simpele zaken als de fluitende vogeltjes, de bossen en de leuke paadjes die zo nu en dan onder mij doorglijden, daar probeer ik mijn plezier nu uit te halen.
Een opmaat voor Noorwegen als laatste kleine climax dat ik over een paar dagen hoop te bereiken. Deze trip had ik al gepland voordat ik Esther leerde kennen. Tegelijk vormt het een contemplatie,
een korte tijd van bezinning waarin ik het tot mij door laat dringen wat mij werkelijk is overkomen. Nog een paar weken en het is definitief voorbij. Een nieuwe episode gaat dan van start. En
hopelijk mag die heel veel jaren gaan duren, tot het moment dat ik oud en grijs naast Clemens in de fietshemel rijd.
Litouwers
Houten huizen met golfplaten daken, bomen in de bossen en langs de straten, ooievaars bovenop de elektriciteitspalen. Mensen sjokken voorbij met strakke blik vooruit, zeggen niets en groeten niet. Net als in Polen eigenlijk en heel veel andere voormalige Oostblokstaten maar toch nog net even een graadje erger. Als het er op aankomt zouden er toch ook vriendelijke en behulpzame mensen te vinden moeten zijn? Net als overal elders op de wereld. Ik wil daar nog steeds in geloven. Mensen zijn mensen en slechte tref je zelden. Maar vooralsnog is er weinig dat vrolijk maakt of verrast hier in Litouwen. Waar de terughoudendheid vandaan komt, ik weet het niet, vraag het me al tijden lang af. Een erfenis van de communistische dictatuur, waarbij je de vreemdeling maar beter niets kon toevertrouwen? Het is gissen. Het is ondertussen al zo lang geleden dat de muur viel en de mensen hun vrijheid terug kregen. Het communisme duurde hier langer dan elders, dat dan weer wel, ook voor de Tweede Wereldoorlog was Litouwen bezet door de Russen. Misschien dat dat nog een verschil maakt.
Cafés en restaurants zijn met moeite te vinden. Enkel in de grotere plaatsen vindt men het zinvol. De terrassen, als men ze al heeft, zijn afgeschermd met hekken, enkel van binnenuit kun je er op komen. Zo ook in Jurbarkas. De toegang is een witte kunststof deur die weinig uitnodigt naar binnen te gaan. Het welkom is ook allerminst vriendelijk. Een handgebaar die doorverwijst naar buiten, een glimlach kan er niet vanaf. En dat terwijl de muren prachtig gedecoreerd zijn. Op het menu staat onder andere bietensoep. Borsjt heet dat in Rusland en naar mijn weten komt het daar ook vandaan. Hier zou het net zoiets als erwtensoep in Suriname kunnen zijn of ligt dat toch even anders? Ik zou het de serveerster nog kunnen vragen maar een antwoord zal er niet in zitten ben ik bang. Bij het benzinestation is het ook al geen feest. Een half litertje campingbrandstof, het is natuurlijk de moeite niet. Maar met mijn net getankte flesje naar de kassa lopen is trappen op zere tenen. Met onvriendelijke klanken waar ik niets van versta en een boze blik, probeert de dame de fles uit mijn handen te trekken. Oké, niet met brandstof naar binnen, gaat het daarom! Zelfs niet in een goed afgesloten fles. Maar mag het misschien iets minder bits?
Enkel het meisje van de camping is vriendelijk. In haar gele jurkje heeft ze zich naast de slagboom onder een parasol op een krukje gepositioneerd. Ze spreekt dan ook haar talen. En de dronkaard. Hij spreekt een beetje Engels. Alcohol maakt tongen los en hij trakteert me op een verhandeling over Hitler en Stalin. Nee, Nazi’s daar houdt hij niet van. Ook niet van Russen, al zijn de mensen even verderop in Kaliningrad voornamelijk ook Litouwers volgens hem. Maar ja, de Russen willen toegang tot de Oostzee, daarom blijven ze zitten.
Taai volk die Litouwers, maar goed, ik fiets gewoon nog even door, ga me nog niet gewonnen geven. Verder naar het noorden wordt het beter beweert een Fin die de andere kant op aan het fietsen is. Letland, Estland en uiteindelijk Helsinki, het kan alleen maar beter worden. De ooievaars schuimen ondertussen de akkers af op zoek naar voedsel. En klepperend met hun snavels staren ze vanaf een paal naar beneden. Goed gezelschap dan ten minste nog. Graanvelden, koeien, fabrieken verder. Huisjes, boompjes, beestjes. Nee spannend en enerverend is dit verhaal niet geworden. Het is even niet anders. Reizen is niet altijd makkelijk.
Duitsland stinkt
Lobbyisten weten veel voor elkaar te krijgen. Praten, vriendjes maken, argumenten verzinnen, belangen tegen elkaar uitspelen en wellicht een en ander aan cadeautjes uitdelen. Zoiets stel ik me er bij voor. Top lobbyland, hoe kan het ook anders, is de VS. Het in stand houden het vuurwapenbezit en het daarbij horende geweld is er een van dehot issues waarover je je vreselijk kwaad kan maken. Maar de industrie lobbyt gewiekst en nog steeds succesvol. Het aanscherpen van de regelgeving zou de bevolking een stuk gelukkiger en de leefomgeving veel veiliger maken. Miljoenen mensen zijn daar inmiddels al van doordrongen. Maar jaar na jaar blijft het zoals het is omdat ‘men’ het niet wil of de moed niet voor heeft maatregelen te nemen. Zelfs niet als het gaat om de veiligheid en levens van kinderen. De lobbyisten hebben de heren en dames politici stevig in de tang. Het vuurwapenbezit is in Europa streng gereguleerd en vrijwel niemand die daar aan probeert te tornen. Maar hoe zit dat eigenlijk met roken? Dat is toch de sluipmoordenaar onder de killers? Had de EU de tabaksindustrie inmiddels al niet redelijk onder controle?
Ook de regeringen hier staan weliswaar behoorlijk onder invloed van grote bedrijven met lobbygeld maar toch mag je wel stellen dat wij in een heel wat beschaafder continent leven dan aan de andere kant van de plas. Als het op cruciale zaken als leven en dood gaat weten wij het gelukkig binnen de perken te houden. Sinds uit onderzoek onomstotelijk vastgesteld is dat roken zeer schadelijk is voor de gezondheid en honderden doden per jaar tot gevolg heeft, is er veel gebeurd. In Nederland zijn reclames op televisie en radio al geruime tijd verboden en ook op straat is er geen billboard meer te vinden waarmee het nicotinegenot gepromoot wordt.
Nu ik weer eens door Duitsland fiets, val ik van de ene verbazing in de andere. Duitsland nota bene, het land bij uitstek waar alles zogrundlich geregeld is en dat aan de basis staat van de Europese democratie en regelgeving. Bovendien heeft men een regering die maatregelen nemen doorgaans niet schuwt. En dan dit! Het is 2017, en nog steeds staat op iedere straathoek een gevulde sigarettenautomaat! Weliswaar compleet met alle waarschuwingen die er tegenwoordig bij horen, dat nog net wel. De standaard-grootte zwarte letters op witte achtergrond zijn afgezwakt tot ‘roken kandodelijk zijn’ in plaats van ‘roken is dodelijk’ zoals elders de standaard is. Om er wat uit te kunnen halen moet je eenPersoalsausweissdoor een gleuf schuiven. Veel verder dan dat is het niet gekomen. Hier moeten toch ook echt succesvolle lobbyisten aan het werk zijn geweest lijkt mij. En zij krijgen meer voor elkaar dan enkel het in stand houden van automaten. In bushokjes hangen reclame-uitingen, alsof de tijd is stil blijven staan. Ook in supermarkten loop je regelmatig langs een meterslange tabaksmuur, net voor de kassa, om zo nog snel even een paar pakjes als impulsaankoop mee te kunnen pakken op het moment dat je toch even niets anders te doen hebt dan op je beurt te wachten. Erg vrolijk zou je er als roker niet van mogen worden. De meest afschrikwekkende foto’s van allerlei enge aandoeningen ontbreken bepaald niet. Zwarte longen, gaten in luchtwegen, peuters die naar de sigaret van moeder grijpen, bloed spugende vrouwen, mensen in ziekenhuisbedden die aan het infuus of beademing liggen, impotente liefdeskoppels en wat al niet meer staan er open en bloot op afgebeeld. Dat moet van Brussel zo. Maar of het ook werkt? Een groot horror-stripverhaal, veel meer is het op een gegeven moment niet meer. Voor de gemiddelde roker is de verslaving toch sterker.
De industrie is direct verantwoordelijk voor de sterfgevallen van miljoenen mensen stelt longarts Wanda de Kanter die inmiddels met een aantal grote fabrikanten in de clinch ligt. Ze voegen stoffen aan de tabak toe die de verslaving in stand houdt, zegt ze onomstotelijk aan te kunnen tonen. Roken kan dodelijk zijn zeggen de Duitsers. Tja, kogels ook. De sluipmoordenaar op de loer versus de snelle killer.
Onlangs ving ik op dat er in de VS iedere dag acht tot negen kinderen omkomen ten gevolge van kogels uit vuurwapens. Zo onbegrijpelijk dat een weldenkend mens dat laat gebeuren zou je zeggen. Zeker als er aan de andere kant zo tegen abortus gestreden wordt. Maar zo lang je nog niet geboren bent, ben je veilig, eenmaal los in de vrije wereld ben je op jezelf aangewezen. Men zegt uiteindelijk het bezit van wapens zo belangrijk te vinden dat dat boven de aantasting van de vrijheid gaat van de vuurwapenbezitter. Beter opletten papa’s en mama’s, en iedere idioot die rare dingen uitvreet schiet je gewoon neer. Dat schijnt te mogen als ik goed geïnformeerd ben. The wild west ones and for all. Is Duitsland dan het wilde westen van Europa? Je zou het bijna gaan denken. Er zijn vast nog wel meer landen waar de tabakslobby sterk is maar dat zijn landen die beduidend minder krachtig zijn dan het stabiele rijke en zelfbewuste Duitsland. Polen bijvoorbeeld, daar fiets ik binnenkort naar binnen. Daar zou je het kunnen verwachten maar Duitsland? Nee, daar niet.
Stop de PVV, lees de krant of...?
Mijn vader las de krant. Iedere dag. Zo idioot vond hij het dat ik dat niet deed. Nu is hij al meer dan zes jaar dood. En ik lees. Al het nieuws dat maar langs komt. Berichten die vrienden, familie en anderen delen op social media en meer. Facebook, Twitter, artikelen van de Correspondent, NRC, Volkskrant en Trouw, zijn erfenis. Met analyses van mensen die nadenken, intelligent zijn en het zo goed kunnen vertellen. Ik deel ze zo nu en dan met vrienden: bemoedigend spreken we elkaar toe en geloven in het succes, de hoop dat wijze woorden uiteindelijk de weg weten te vinden naar de waarheid die iedereen onontkoombaar onder ogen moet komen. Vroeg of laat, de gerechtigheid overwint! Maar zelfgenoegzaam zitten wij in onze cocon terwijl buiten de kanker door woekert zonder deze werkelijk te voelen.
Wanneer ik in een miezerige regen naar huis terug loop, terug van een partijtje volleybal zie ik dat de toren van de Laurentiuskerk in brand staat. Een katholieke kerk, dat was het een paar jaar geleden nog. Ik zou hem kunnen vervloeken als een creatie van menselijk bedrog. Fuck al die idiote papen! Maar was het ooit eigenlijk niet net zoiets als de Facebook van vandaag? De cocon waarin men zich samen met vrienden veilig waande? Katholiek was het gebouw sinds kort niet meer, er werden mooie plannen voor bedacht: Een onderkomen voor de trotse biologische brouwerij van Wispe bier, een yogastudio en nog zo wat. Moderne contemplatie en geluk voor iedereen. Weg is nu die illusie.
Vrijwel op hetzelfde moment werd aan de andere kant van de wereld Donald Trump gekozen tot president van de Verenigde Staten. En of we nu willen of niet, hier staat Geert Wilders, breder lachend dan ooit tevoren, in de startblokken. Een door ons tot debiel verklaarde geblondeerde kerel waarvan ik nu moet toegeven dat die tot gisteren, feitelijk niets meer was dan een virtuele figuur op het televisiescherm. Een paar uur later staat de eerste analyse van Rob Wijnberg al weer op Facebook. En we lezen en klikken met z'n allen de like-knop weer aan.
Ik ben ondertussen een nieuwe fiets aan het uitzoeken en ik overweeg daar over enige tijd heel hard en heel ver weg mee te gaan fietsen. Sorry pap, kranten lezen heeft geen enkele zin.
Op reis in Weesp
Het is 22:35, Amsterdam Centraal Station, de trein wacht op het vertreksignaal. Er stapt een man in van naar schatting een jaar of 30, beetje te dik, papieren zak van een pizza fastfoodketen in zijn hand. Nog net op tijd. Hij vraagt me in het Engels of dit de trein naar Zwolle is. Ik knik en wijs hem erop dat deze niet verder zal rijden dan Kampen-Zuid. Dan zullen er wel bussen gaan denkt hij… Niet helemaal een vreemde in Nederland dus, de NS werkwijze is hem kennelijk bekend. Hij haalt zijn smartphone tevoorschijn en begint een geanimeerd gesprek in een taal die ik niet versta maar waarvan de klank me op de een of andere manier wel heel bekend voorkomt. Zou het Farsi zijn? Uit de papieren zak komt eerst een punt Pizza tevoorschijn gevolgd door een blikje Amstel Radler 0,0%. Om beurten stopt hij tussen de zinnen door een hap pizza in zijn mond, of neemt een slok uit zijn blikje. Een situatie die net zo goed in Teheran plaats had kunnen vinden. De treinen zijn er weliswaar niet zo fraai als in Nederland maar de Fastfood ligt er op een vergelijkbaar niveau. Als het de Amerikanen niet waren geweest die de Italiaanse pizzakunst naar beneden getrokken hadden tot ongeïnspireerde platte hap, dan waren het de Iraniërs wel geweest. Varkensvlees komt er uiteraard nergens aan te pas maar waar de gebruikte salami en de andere soorten worst dan wel uit bestaan is net zo vaag als aardbeien in rode limonade. Om nog maar niet te spreken over overeenkomsten tussen pizzabodems en de kartonnen dozen die er in grote stapels op de toonbanken staan. Desalniettemin populair is het in Iran, vooral bij de jongeren die maar al te graag laten zien dat ze hip en modern zijn. En als het geen alcoholvrij bier is wat men erbij drinkt, dan is het wel cola of orange, als het even kan van Zamzam het Iraanse merk dat vernoemd is naar de bronnen van Mekka om het niet al te Amerikaans te doen lijken.
22:57 station Weesp, het telefoongesprek gaat nog steeds door. Het stuk pizza is bijna op. Net voor ik bij de uitgang ben wenkt de man mij en haalt uit zijn papieren zak een ijsje tevoorschijn. “Do you want icecream?” vraagt hij. Ik bedank hem beleefd. Maar...hij dringt aan. “I have more...” zegt hij ondertussen luisterend naar wat de andere kant van de lijn te vertellen heeft. “Here take it!” Weifelend neem ik het ijsje aan. En dan wil ik het weten ook: “Are you from Iran,” vraag ik hem. Hij knikt van ja met een grote glimlach op zijn gezicht. Mijn vermoeden blijkt juist! “Merci”, weet ik er nog net uit te brengen voordat ik de trein uitstap. Een van de weinige woorden Farsi die ik nog onthouden heb. Dat zoiets je als buitenlander in een Iraanse trein kan gebeuren was mij bekend. Vreemdelingen het naar de zin maken is er een soort nationale sport. Maar als je hier in Nederland vertoeft en zelf vreemdeling bent te midden van allemaal stugge afstandelijke calvinisten? Neem je je cultuur dan gewoon trots met je mee? En waarom ten gunste van mij? Hoeveel ijs zou hij zoal uitdelen op een dag? Vragen waar ik geen antwoord op zal krijgen. Geen woord heb ik verder met hem kunnen wisselen.
Het kan niet anders dan dat ik op een dag nog een keer naar Iran ga, een boeiender volk dan de Iraniërs kan ik me bijna niet voorstellen. Dan neem ik echte Hollandse kaas mee zo besluit ik, als cadeau voor deze en gene. Voor op een broodje of als dat te eenvoudig is, om een punt pizza naar een iets hoger niveau te tillen.
English translation:
Travel tale from Weesp
It's 22:35 hrs, Amsterdam Central Station, the train waits for the whistle signal, the time to leave. Just in time a man is boarding the train, estimated to be 30 years old or so. Bit too fat, paper bag of a pizza restaurant chain in his hand. He asks me in broken English whether this is the train to Zwolle. I nod and point out to him that it will not drive beyond Kampen South. There will be buses he thinks ... Not quite so strange, NS (Dutch railway company) procedure is obviously known to him. He grabs his smart phone and starts an animated conversation in a language I do not understand, but it sounds very familiar in one way or another. Would it be Farsi? From the paper bag appears a piece of pizza followed by a can of Amstel Radler 0.0%. Alternately, he takes a bite from the pizza in it between the sentences, or takes a swig from his can. A situation that could occur just as well in Tehran. Although the trains there are not as attractive as in the Netherlands, but the Fastfood lies at a similar level. If not the Americans had pulled down the pizza art to an uninspired flat bite, then it had been the Iranians. Pork is of course nowhere to be found but where the salami and other types of sausages are made of is just as vague as strawberries in red lemonade. Not even to talk about similarities between pizza crusts and cardboard boxes that appear on the counters in large piles. Nevertheless, it is popular in Iran, especially among young people, in order to show that they are hip and modern. And if it's not non-alcoholic beer what they drink, then it is coke or orange, if possible Zamzam, the Iranian brand named after the sources of Mecca, not to make it a too much of an American copy.
22:57 hrs, station Weesp, the telephone conversation still goes on. The slice of pizza is almost done. Just before I reach the exit, the man beckons me, and takes an ice cream from his paper bag. "Do you want ice cream?" He asks. I thank him politely. But... he insists. "I have more..." he says, meanwhile listening to what the other side of the line has to tell him. "Here take it!" Hesitating I take the ice cream. And than I like to know it! I want the answer to my suspicion: "Are you from Iran," I ask him. He nods yes with a big smile on his face. My hunch proves correct! "Merci," I said just before stepping out of the train. One of the few words in Farsi, which I still remember. That something like this could happen to you as a foreigner in an Iranian train, I was known to me. Pleasing foreigners there is a kind of national sport. But what if you are the alien and dwell here in the Netherlands, amid all stiff distanced Calvinists? Are you still carrying your proud culture with you? And why in my favor? How much ice cream would he handing out each day? Questions I will not receive an answer to. Not a single word I was able to exchange with him.
It's obvious, I'm going back to Iran one day. A more interesting kind of people than the Iranians I can hardly imagine. I'll take real Dutch cheese with me I decide, as a gift for some of them. For a sandwich, or if that is too simple, to lift a fast food pizza slice to a slightly higher level.
Stop de toerist!
Daar waar geld wordt verdiend, wordt doorgaans niet gemord. Maar toch, Amsterdammers doen het nu wel. Natuurlijk, kankeren zit de Amsterdammers in het bloed maar meestal is dat met een knipoog. Nu is het serieuzer en de media hebben het inmiddels opgepakt: Er zijn toch echt veel te veel toeristen in de stad en dat kan echt niet langer zo!
Anders dan gelijk geven kan ik ze niet. Afgrijselijk lelijke dubbeldeksbussen wurmen zich tussen de meute door de veel te smalle straten. Als stad van naam en faam dienen de bussen tot je inventaris te behoren, zonder hoor je er niet bij. Dat ze het beeld van 'cosy Amsterdam' om zeep helpen dat is dan maar zo. Zich veel te langzaam voortbewegende bierfietsen vol lallende Britten dragen ook bepaald niet bij aan een positieve sfeer. De toeristen zelf lijken het allemaal wel best te vinden, dronken of niet. Nuchtere museumbezoekers laten zich gewillig als vee bijeen drijven achter hekken voor het van Goghmuseum. Na uren wachten mogen ze mondjesmaat een voor een naar binnen. 'Uitkleden en eerst douchen.' De rijen voor het Anne Frankhuis worden alleen maar nog langer. Lang leve het Amsterdams hartinfarct. Nee, ik ben blij dat ik er niet woon en sterker, dat ik geen toerist ben die dit soort steden bezoekt!
Ik bevind me nu in Frankrijk. Even eerder passeerde ik De Mont Saint Michel op een steenworp afstand naast mijn route. Hoe bijzonder deze bebouwde rots in zee ook is, ik ging me daar echt niet laten zien! Vanaf een afstand schoot ik slechts een paar plaatjes. Maar als je zoals ik weigert met een reisgids in je tas op stap te gaan, kan het wel gebeuren dat je er toch opeens ongewild middenin komt te zitten. Montreuil sur Mer blijkt zo'n plaats te zijn waar je als rechtgeaarde toerist geweest móet zijn. Het stadje met stadswallen en poorten is dan ook een plaatje om te zien! Op de camping krijg ik met moeite een plekje toegewezen. Eerst moet ik toestemming vragen aan een stel Belgen of ik naast hen mag komen staan. Het mag. Gelukkig zijn het ook fietsers. Andere toeristen worden weggestuurd: “We zijn vol!”
Maar wanneer ik 's avonds het stadje inloop moet ik ineens mijn beeld drastisch bijstellen. Het is hier helemaal niet vol! Waar is iedereen? Heeft het te maken met de aanslagen in Parijs en Nice? Zou kunnen. Montreuil sur Mer behoort tot de regio Pas de Calais maar ja, wie weet dat? Het is en blijft in de eerste plaats Frankrijk. Maar aanslagen alleen kunnen de reden niet zijn. Restaurants, cafés, hotels, het is er allemaal volop en geen van allen nodigt uit naar binnen te gaan. Het lijkt hier allemaal niet zo te hoeven. De camping is te klein en men laat dat zo. Een man wast zijn auto met behulp van een tuinslang, de pizzeria-eigenaar dweilt zijn vloer. Een van de restaurants doet nog een kleine poging met een schoolbord voor de deur: zes slakken als voorgerecht voor € 6,90. Volgens de Keuringsdienst van Waarde zouden dat zomaar dezelfde kunnen zijn als die in je Hollandse achtertuin de hosta's opeten. Dat het Nederlanders niet meer zo uitnodigt om die te gaan consumeren bij een glaasje witte wijn, zou een gevolg kunnen zijn. Je moet er als Franse uitbater maar net kennis van hebben genomen. Het is een kip en ei-situatie. Als er geen Nederlanders zijn die dat komen vertellen houdt het op. Naast de fontein een andere schamele poging. Een monument ter nagedachtenis aan Marchal Haig, een Brit die hier furore maakte tijdens de Eerste Wereldoorlog. De Britse vlag hangt in top. Maar de Engelsen vieren thuis op hun eiland de Brexit en lijken de heldendaden van honderd jaar geleden in het bevriende buurland geheel vergeten te zijn. Eén café slechts waagt het nog om op het plein een terras open te houden. Te weinig om sfeer in het stadje te brengen. De live muziek verdwijnt verloren de nacht in. “Should I stay or should I go”, zingt een meisje. Haar vriend de gitarist speelt nog wel aardig maar het meisje zingt vals. Je mag wel weg hoor.
Mij stemt het tevreden. Ik alle rust slenter ik door het stadje. De stadswallen zijn begroeid met mooie plantjes: Cymbalaria Muralis en het iets zeldzamere Pseudofumaria Latea valt op een bordje te lezen. Het stukje gras onderaan de muur is ter beschikking gesteld aan een imker die met zijn bijenkasten en rondom de stad gezaaide wilde bloemen, een bijdrage moet leveren aan meer biodiversiteit. Het dient tegelijkertijd als educatieproject voor schoolkinderen. Nee, Monreuil sur Mer maakt duidelijk een andere keuze dan Amsterdam. Toeristen zijn bijzaak, het stadje is er in de eerste plaats voor de bewoners zelf. Om er een rustig harmonisch leven te kunnen leiden zonder gekanker en gemor.
Leven als God in Frankrijk?
'Summer's just around the corner', een levensgroot billboard bij de haven van Roslare laat er geen misverstand over bestaan: het weer in Ierland is beroerd en in Frankrijk is het goed. Een reclame van de veerbootmaatschappij die zowaar niet liegt.
In Frankrijk vallen de mussen zo ongeveer dood van het dak, het verschil is enorm. En het Franse leven? Tja, dat is fameus. De eerste de beste megasuper die ik binnenstap laat het al zien. Bij de ingang in een enorme stalen teil met de grootste paté van de streek. 180 kilo varkensvlees ging erin volgens het begeleidende bord. De visafdeling is al even imposant. Op brede bedden van ijs liggen de meest uiteenlopende soorten vis en schaaldieren uitgestald. Krabben met elastieken om de scharen, levend en wel in kratten ernaast. Wie ooit in Frankrijk is geweest zal het direct herkennen.
Zo ook de dorpen, dat zijn de gekoesterde pareltjes, waar net als aan het eten, heel veel aandacht wordt besteed. Rode draad is het centrale plein met het Hotel de Ville en de kerk dat geflankeerd wordt door een monument ter nagedachtenis aan de gesneuvelden uit de Eerste Wereldoorlog. Als het even kan ontbreken de bronzen soldaat en een flinke hoeveelheid vlaggen niet. En dan zijn er natuurlijk standaard een Boulangerie, Presse Tabac en een Café de Sport. Bloembakken vol vrolijkheid en openbare toiletten met glimmende tegeltjes maken het geheel compleet, het lijkt allemaal niet op te kunnen. Fransen zorgen goed voor zichzelf. Neem dan de Ieren, die vinden een Guinness in de Pub al geweldig. Slap zwart bier met status ontleend aan reclamecampagnes. Ook Heineken heeft er zo voet aan wal gekregen.
Maar Frankrijk bestaat natuurlijk niet alleen uit dorpen. Wanneer ik de stad St. Brieuc binnen rijd openbaart zich opeens en heel ander Frankrijk. Het is zondag en misschien dat dat er nog toe doet? In tegenstelling tot de meeste andere West Europese landen, is na een uur of half twaalf echt alles gesloten. De vakbonden, die hier nog immer uit staal zijn gesmeed, zullen er vast debet aan zijn. Doodse stilte op straat. Maar de haveloze gebouwen, te koop staande winkelpanden met dichtgeplakte ramen en groepjes allochtonen hangend langs de gevels, laten zien dat er meer aan de hand is. Zelfs de stak blauwe lucht weet geen vrolijkheid de stad in te brengen. Het is hooguit de Afrikaanse vrouw die, in een geelbonte jurk met bijpassende hoofddoek, op de bus staat te wachten die een warme herinneringen bij mij naar boven roept. Ze zou zo van de markt in Djennee weggelopen kunnen zijn. Ook het kleine centrum laat het heimelijk afweten. De serie fraaie vakwerkhuizen mist de levendigheid die nodig is om het toeristen én bewoners naar de zin te maken. De verf is mat en gebarsten, de deuren zijn gesloten.
Even verderop, buiten het centrum vind ik mijn overnachtingsplek, in een wijk voor de wat beter gesitueerden die groen en ruim is opgezet.
Tijdens een ommetje loop ik een jongen tegen het lijf. Met het hoofd voorover gebogen, half verscholen in een capuchon, sjokt hij langzaam vooruit. In zijn hand een lege glazen drankfles. Ben je Syriër?” wil hij weten. En “Wat doe je hier?” “Nee, Nederlander en ik loop even een rondje”, is mijn antwoord. Ah Les Pays Bas! Daar kan je goed je dope snuiven”, zegt hij en drukt zijn vinger tegen een neusgat om te demonstreren hoe je dat doet. Zijn priemende ogen met wijde pupillen maken wel duidelijk: hij is totaal de weg kwijt en zo stoned als een garnaal. Marokko, Algerije, of welke andere voormalige Franse kolonie, zijn ouders zullen er hoogst waarschijnlijk vandaan komen. Werkloos, zal vast. Ik zou het hem allemaal wel willen vragen maar gesprekken aanknopen met junks is me toch net even te lastig. Zou hij een groot rijbewijs hebben?
Frankrijk is voor de Fransen, volgens Le Pen en consorten. Ook de rest van de politici hebben inmiddels de naam gekregen het het nogal af te laten weten. De bloembakken in de dorpen zijn belangrijk, allochtone randgroepjongeren niet.
Ik steek de straat over en loop in tegengestelde richting terug naar mijn tentje. Zwaaiend met zijn arm slaat de jongen per abuis zijn fles aan gruzelementen tegen een lantarenpaal. Lastige obstakels. Hij merkt het aanvankelijk niet eens, totdat hij naar zijn hand kijkt en ziet dat daar enkel nog een flessenhals in zit. Schouderophalend smijt hij het in de goot. “Les Pays Bas”, mompelt hij nog en verdwijnt dan langzaam buiten mijn beeld.
Rondje in de regen
Grijze wolken jagen regen over Ierland. Niks bijzonders voor dit land en het regent er meestal nog uit ook. Zo ook nu, onophoudelijke miezer. De streek waar ik doorheen rijd bestaat uit dikke pakketten veen. Dun bevolkte zompige spons nog goed genoeg voor de schapen en enkele bijbehorende boerderijen. Oude plantenresten, van binnen zwart om groen te kunnen zijn van buiten met paarse bloemen in de greppels. Varens, vingerhoedskruid, heide. De regen komt er in tot rust. Hier en daar staan skeletten van huizen waar de tijd het dak vanaf heeft gevreten. Tussen alles door kronkelt de weg als een zwart lint, langs de heuvels en de rivieren. Daaroverheen, schuin leunend en worstelend tegen de wind rijd je dan, als eenzame fietser die denkt dat hij langzaam gaat en twijfelt of hij wel op tijd zijn doel zal halen. Maar wat is langzaam, al zou ik lopen, nee kruipen zelfs, dan nog ging het te snel om iets van het land te kunnen begrijpen. Voor het opbouwen van de veenlagen zijn eeuwen nodig geweest en voordat de heuveltoppen zo rond waren als ze nu zijn, gingen miljoenen jaren voorbij. Wie ben ik dan om daar deel vanuit te kunnen maken? Ben ik veel anders dan de schapen die met hun met verf bekladde ruggen in rood, blauw en paars, de planten onverstoorbaar kort vreten? De regen en de wind, ze lijken het niet te voelen. Ze gaan onverstoorbaar door met leven tot het moment dat ze ondersteboven aan de vleeshaak hangen en hun wol tot warme truien is gebreid. De regen bezorgt me een melancholieke bui. Wat doe ik hier, en wat deed ik hier vraag ik me af en als ik met beide wielen een andere realiteit binnen rijd, de realiteit die camping heet. Waar mensen vanuit hun luxe comfortabele auto vol technische snufjes in een tent of caravan kruipen. Zelfs voor de achterklep hoef je tegenwoordig niet eens meer je arm te strekken. Je zal moe worden, die gaat automatisch open en dicht. Verscholen achter omheiningen van windschermplastic nemen ze plaats op klapstoelen en de tijd trekt ook aan hen voorbij. Ik pel er mijn Gore-tex af, neem een douche en laad mijn telefoon op, waar je ook al lang geen kwartje meer in hoeft te gooien. Moe gefietst val ik op mijn lichtgewicht opblaasbare isomat in een diepe zagende slaap. Wat is het dat mij drijft? Het zal ervaring opdoen zijn, vanuit een soort masochisme, de schoonheid van het afzien. Moe worden om te kunnen voelen, zoals de boeren en de herders dat vroeger ook nodig hadden om het land met passie te kunnen bewerken. En de angst om dik, vol nutteloos reserve vet met een welvaartsziekte in een ziekenhuis te belanden. En in een melancholieke bui draai je donkere muziek. Ik kan er niets aan doen maar op de een of andere manier word ik er vrolijk van:
'I travelled seas, I travelled moors, I conquered fear, I settled scores. And all your love has been my bed, under bridges in the snow. I lived the war, I felt the rain, The muddy fields, I lived the pain. Or was the man within my head a lie?'
Soms komen dingen samen en ook dat maakt het leven tot een wonder.
Ik geniet op mijn eigen manier, zoals alle mensen ieder op hun een eigen manier proberen te genieten. Naast de camping staat een recreatiepark met een draaimolen. Kinderen nemen plaats in een brandweerauto, op een motor of een hobbelpaard. Het lijkt of er heel wat op gebeurt maar het ding draait enkel rondjes, telkens alleen maar rondjes.