Beestjes
In het dorp Gwayi, in een witte Landrover tref ik Mark een gepensioneerde Amerikaan die met zijn imposante buik en platte Texaanse accent, aardig in de buurt komt van de stereotype Amerikaan.“I love animals, although I sometimes shoot them. But just a little you know. I've seen herds of 300 elephants and thousands of buffalo’s. There are many here.” Het leidt geen twijfel of hij is tegen elke wapenrestrictie en in Zimbabwe is hij daarom op de goede plek beland. Hier kun je zonder meer je gang gaan en je heerlijk uitleven. Je neemt eens een tandarts op sleeptouw, schiet een paar olifanten, buffels of krokodillen en als het zo uit komt een leeuw of wat, alles kan, het wilde westen is hier. This the place to be! Of zou de werkelijkheid iets genuanceerder liggen? Waar zijn zijn pistolen eigenlijk? Mark neemt me mee naar een collega verderop. Het is een kennis van zijn kok die het dorp goed kent. Daar kan ik wel overnachten. Eigenlijk best wel een aardige kerel die Mark.
Mijn gastheer is een local met een al even imposante buik als Mark with the white Landrover. Het vlees smaakt de heren goed. Hij organiseert vanuit zijn compound jacht- en fotosafari's. Ja, dat van die Amerikaanse tandarts laatst... “That was not a good thing! This ruins our business!” zegt hij. Meewarig schudt hij zijn ronde hoofd. “Het was een stroper die dit soort dingen al eerder gedaan heeft, ik weet wie het is. Hij verpest het voor ons. Ik heb een vergunning en jaag alleen binnen vastgestelde gebieden, privédomeinen. Nooit binnen het Nationaal park! Dat is absoluut verboden.”
Tja, wat zou ik er van moeten vinden? Thuis overwoog ik nog om op de Partij voor de Dieren te stemmen. Ondertussen ben ik stiekem eigenlijk wel een beetje blij mee dat de heren de olifanten de stuipen op het lijf weten te jagen en mensen zijn gaan zien als gevaarlijke wezens. Meerdere malen werd mij verteld dat de wildpopulatie in het Hwange Nationaal Park, maar zeker ook daarbuiten, enorm is. Een gebied zo groot als half Nederland of zo en daar moest ik doorheen. Niet door het park zelf maar wel door het naastgelegen bosgebied. Olifanten, leeuwen, buffels, neushoorns en jachtluipaarden de gehele big five is ook daar aanwezig. En olifanten zijn misschien nog wel het gevaarlijkst. Als je hun pad kruist laten ze geen bot van je heel. Ze rammen je zo van de weg af het bos in! Bij de Victoria watervallen zag ik de olifantenpoep in grote hopen langs de kant van de weg liggen. En ook op weg hiernaartoe zag je regelmatig scheefstaande bomen, afgebroken takken en een enkele hoop stront. Overdag fietsen is geen probleem, het wild waagt zich dan niet op de weg, dankzij de jagers wellicht en de trucks die met name 's nachts met hun stalen buisconstructies voorop de bumper, regelmatig een en ander van de weg afbonjourt. Nee, ik voel me er wel veilig door. De Partij voor de Dieren laat ik nog maar even voor wat die is.
In mijn tentje in de bush kamperen is een ander verhaal. Dat laat ik echt wel uit mijn hoofd. Iedereen raadt het af en noemt het levensgevaarlijk. Ik geloof dat wel. Op weg naar dit dorp stonden er diverse wegwijzers naar de verschillende Lodges langs de kant van de weg. Ik had er zo naartoe kunnen gaan zei een enkeling die ik tegen kwam. Maar moest ik dat nou echt geloven? Al deze lodges liggen zo'n vijf tot tien kilometer van de weg af, in de buurt van het Hwange Nationaal Park. Toen de tijd toch wel begon te dringen stapte ik bij een zijweg even af en nam een kijkje bij het pad dat de bush in leidde, richting de Ivory Lodge, bij een zandpad waar het slecht fietsen is en in de verste verte geen lodge te bekennen was. En tot mijn schrik ontwaarde ik in het zand tientallen afdrukken van het logo van Felix kattenvoer. Vier van die kussentjes, rond één grote! Oeps! Ingeblikt in je auto zou je daar zonder problemen kunnen rijden. Maar als ik dat pad in was gefietst, had ik mij toch wel Sheeba op een presenteerblaadje gevoeld. Voor geen goud dat ik dat pad was ingegaan!
“Tja,” zegt mijn gastheer, “er zit inderdaad veel wild hier. Een enkele keer lopen de leeuwen wel eens mijn tuin in. Daar,” en hij wijst op het veld van het naastgelegen huis. We moeten er mee leven, het is nou eenmaal zo. De kans dat een leeuw een mens aanvalt is heel erg klein, dat gebeurt vrijwel nooit.”
Mijn tentje zet ik op aan de andere kant van het huis. Een felle bouwlamp verlicht het terrein gedurende de nacht, daar houden beestjes niet zo van. Nou ja, met uitzondering van enkele dan. Je zou een van hen bijna vergeten. Een beest waar geen enkele safari voor georganiseerd wordt en niemand foto's van maakt maar wel jaarlijks duizenden doden op zijn (of is het haar?) geweten heeft. De malariamug! Het wordt tijd dat ik een lange broek aan ga trekken en mijn gastheer om een oude krant ga vragen. Ik ga op mijn eigenhunting safari! I'm gonna kill them all!
Reacties
Reacties
Dit verhaal stelt me niet gerust. De beesten blijven vrij rondlopen. Je kijkt gelukkig uit en dat mag ook wel.
De trant van vertellen doet mme aan het verhaal ?enk"denken.
Kijk wel goed uit en gelukkig doe je dat ook. Je bent toch niet gek? De trant van vertellen doet me aan het verhaal Henk denken. Dit zijn 2 dikbuikige Amerikanen.
Hahaha! Hee mister Sheeba en Malaria, wanneer keert gij weder?
Reageer
Laat een reactie achter!
- {{ error }}